Claude Delvincourt (1888–1954)
Claude (Étienne Edmond) Delvincourt werd geboren op 12 januari 1888 in Parijs, Frankrijk, als zoon van de diplomaat Pierre Delvincourt en Marguerite Fourès. Al op jonge leeftijd ontwikkelde hij een diepe muzikale roeping, mede door zijn moeder, een uitstekende pianiste. Hij begon zijn pianolessen op zevenjarige leeftijd en was een leerling van Léon Boëllmann, en later van Henri Büsser en Georges Caussade.
Delvincourt had aanvankelijk een academische opleiding in de wetenschappen en wiskunde, aangezien zijn vader hem aanspoorde om zich voor te bereiden op de Polytechnische competitie. Echter, op 20-jarige leeftijd koos hij ervoor om naar het Conservatorium van Parijs te gaan, waar hij les kreeg van Charles-Marie Widor en zijn verdere carrière als componist begon. In 1910 won hij de tweede prijs in Rome, net achter Paul Paray. In 1912 won hij de eerste plaats voor zijn liederen op gedichten van Victor Hugo en Paul Colin.
In 1913 ontving hij de prestigieuze Prix de Rome voor zijn cantate Faust et Hélène, waarmee hij zich vestigde als een belangrijke componist. Deze prijs betekende een grote stap voor zijn carrière, waarbij hij onder andere werd geholpen door Lili Boulanger, die hem ondersteunde bij het orkestreren van de cantate.
Delvincourt trad op 10 augustus 1914, de dag na de oorlogsverklaring, het leger in. Hij vocht heldhaftig in de Eerste Wereldoorlog en raakte ernstig gewond in Argonne op 31 december 1915, waarbij hij zijn linkeroog verloor. Het duurde meer dan twee jaar voordat hij volledig hersteld was. Gedurende deze tijd verbleef hij in de regio Dieppe, waar hij vriendschap sloot met de pastoor van Saint-Jacques.
In 1918 begon Delvincourt opnieuw te componeren, en in 1926 werd hij benoemd tot organist van de kerk van Saint-Jacques in Dieppe, waar hij ook werkte aan de restauratie van het orgel. Hij componeerde muziek voor verschillende genres, waaronder kamermuziek en symfonische werken. In 1935 werd zijn Pamir, een orkestsuite die ook muziek bevatte van de film La Croisière Jaune, voor het eerst uitgevoerd door de Column Concerts.
In 1938 ging zijn opera La Femme à Barbe, een opera-bouffe, in première in het Montansier-theater in Versailles, en werd later in 1954 opgevoerd door de Opéra-Comique. Zijn opera Lucifer, een mysterie in een proloog en drie afleveringen, gebaseerd op Lord Byrons Cain, ging in 1948 in première in de Opéra.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog, tijdens de Duitse bezetting van Frankrijk, speelde Delvincourt een cruciale rol in het beschermen van zijn studenten tegen de verplichte arbeidsdienst (STO). Met behulp van Marie-Louise Boëllmann wist hij zijn studenten uit de handen van de Duitse autoriteiten te houden door hen valse identiteitsbewijzen te geven en hen onder te brengen bij het Orchestre des Cadets du Conservatoire, een orkest van jonge muzikanten dat zich inzette voor de Franse muziek.
In 1947 voegde Delvincourt drie motetten toe aan zijn eerder geschreven Ave Verum en in 1951 werden deze voor het eerst uitgevoerd tijdens de Concerts Lamoureux. In 1941 volgde hij Henri Rabaud op als directeur van het Conservatorium van Parijs en bleef actief werken om de Franse muziek te herstellen na de oorlog.
Zijn laatste voltooide werk was het Strijkkwartet, dat hij een vrije benadering wilde geven zonder vast te zitten aan enig muzikaal systeem. Helaas overleed Delvincourt op 5 april 1954 na een auto-ongeluk in Italië, vlak voor hij naar Rome zou reizen voor de eerste hoorzitting van zijn kwartet.
Delvincourt schreef een breed scala aan muziek, van symfonische gedichten en kamermuziek tot opera en koormuziek. Enkele van zijn belangrijkste werken zijn:
Radio-Sérénade (geschreven in de klas van Widor)
Zes gedichten van Maurice d'Assier (1918)
Ave Verum voor soli, koor, strijkkwintet, orgel (1918)
Ce monde de Rosée (verzameling van 14 oude Japanse uta)
The Venetian Ball (suite van vijf dansen, 1930)
Boccaceries (vijf stukken voor piano, 1926)
Juvenile Hours, Images for Tales of Past Time (vier handen)
Opera’s: Lucifer (1948), La Femme à Barbe (1938)
In zijn latere jaren componeerde hij verder en werkte hij als leraar, waarbij hij bijdroeg aan de muzikale en culturele vernieuwing van Frankrijk na de oorlog.
Claude Delvincourt blijft een invloedrijke figuur in de Franse muziektraditie, met een rijke nalatenschap die zowel zijn bijdragen aan de klassieke muziek als zijn moedige houding in tijden van conflict weerspiegelt.