Geboren op 26 september 1791 in Rouen in een welgestelde familie, verhuisde Géricault al jong naar Parijs. Hij studeerde bij de classicistische schilder Pierre-Narcisse Guérin, maar voelde zich meer aangetrokken tot de rauwere, expressieve stijl van Rubens en Michelangelo. Zijn vroege werken tonen een spanningsveld tussen academische orde en emotionele kracht.
In 1812 maakte hij op 21-jarige leeftijd indruk met het schilderij Officier van de chasseurs te paard in aanval, een ruiterportret vol dynamiek en beweging. Het werd gezien als een Frans antwoord op de ruiterportretten van Jacques-Louis David, maar met een veel directere, emotioneel geladen toets.
Géricault’s beroemdste werk is zonder twijfel Le Radeau de la Méduse, een monumentaal schilderij dat het lot verbeeldt van schipbreukelingen van het Franse fregat Méduse, dat in 1816 verging. Het werk is niet alleen een technisch en compositorisch meesterwerk, maar ook een politiek statement tegen incompetentie en misbruik van macht in de monarchie.
Het schilderij veroorzaakte veel ophef en werd zowel bewonderd als bekritiseerd. Het werd uiteindelijk een iconisch werk van de romantiek en vestigde zijn reputatie definitief.
Na La Méduse verdiepte Géricault zich in maatschappelijke thema’s, waaronder psychiatrie en het menselijk lichaam. Hij schilderde indrukwekkende portretten van geesteszieken en maakte studies van paarden, soldaten en mensen aan de rand van de samenleving. Zijn werk toont vaak fysieke kwetsbaarheid, existentiële strijd en menselijke waardigheid in ellende.
Géricault leefde intens, maar had een broze gezondheid. Hij raakte zwaargewond door een val van zijn paard, herstelde nooit volledig en overleed op 10 januari 1824 aan complicaties van tuberculose en zijn verwondingen. Hij werd begraven op Père Lachaise, waar een beeldhouwwerk van zijn vriend Antoine Étex op zijn graf prijkt, waarin hij op een liggend doodsbed wordt afgebeeld met Het vlot van de Méduse aan zijn voeten.
Hoewel hij slechts enkele grote werken voltooide, wordt Géricault beschouwd als een brugfiguur tussen neoclassicisme en romantiek, en als een voorloper van latere kunstenaars als Delacroix. Zijn vermogen om emotie, maatschappijkritiek en fysieke kracht in verf te vangen, maakt hem tot een blijvende inspiratiebron.
Het graf is ontworpen in romantische stijl, met een indrukwekkend liggend beeldhouwwerk van Géricault zelf, rustend alsof hij net gestorven is. Aan zijn voeten ligt een reliëf van Le Radeau de la Méduse — zijn beroemdste werk — in miniatuur weergegeven. Het is geen graf in de traditionele zin, maar eerder een postuum kunstwerk, een eerbetoon aan het kunstenaarschap zelf.
Beeldhouwer Antoine Étex (een vriend van Géricault) maakte het monument in 1834, een decennium na Géricaults dood. Het toont de schilder halfnaakt, edel, kwetsbaar en tegelijk verheven. Het heeft veel weg van een tombe van een held — bijna klassiek-Romeins in vorm, maar volledig romantisch in expressie.