(12 oktober 1941 – 11 oktober 2012)
Franse zanger, populier in de jaren ’60, bijgezet op Père Lachaise (Divisie 25)
Geboren in Parijs als Jean‑François Raymond Grandin, werd hij al jong lid van Les Petits Chanteurs à la Croix de Bois. Tussen 1957 en 1960 studeerde hij muziek in Londen. In 1962 ontdekte platenbaas Eddie Barclay hem in Val-d’Isère en gaf hem zijn artiestennaam — een knipoog naar John Wayne’s film The Alamo.
Alamo werd een van de kopstukken van de Franse yé-yé-pop: vrolijke, aanstekelijke liedjes met Franse teksten op Engelse popsoul. Met hits als “Biche ô ma biche”, “File, file, file”, "Je veux prendre ta main" en “Je me bats pour gagner” verovert hij de hitlijsten. In zijn actieve periode — ruwweg 1962–1967 — bracht hij 30 singles uit en werd een jeugdicoon.
Na zijn afscheid van de muziek in 1969 werd Alamo fotograaf, en later automanager. Als ondernemer kocht hij in 1984 het bedrijf Automobiles Dallas, dat hij herdoopte tot Automobiles Grandin en tot 1998 leidde. In 1996 keerde hij kort terug als zanger, maar wist niet het succes van weleer te herhalen.
In 2012 overleed hij aan ALS, net voor zijn 71e verjaardag. Hij werd begraven op Père Lachaise, in Divisie 25 — zijn graf is herkenbaar en een stille getuige van de swingende jaren ’60.
Een zeldzame hitlijstenpopper te midden van de chanson- en klassieke muziekiconen.
Een symbool van het jeugdige optimisme van de yé-yé-generatie.
Zijn graf wordt bezocht door nostalgici en muziekliefhebbers — een link tussen verleden en heden, uiting van Franse populariteitscultuur.