1 juni 1771, Parma – 3 mei 1839, Parijs
Ferdinando Francesco Paër was een Italiaanse componist die een brug vormde tussen de klassieke opera en de vroege romantiek. Zijn vader, Giulio Paër, was trompettist in dienst van de hertog van Parma en speelde regelmatig bij kerkdiensten en hofceremonies — Ferdinando groeide dus op in een muzikale omgeving. Hij studeerde compositie bij Francesco Fortunati en muziektheorie bij Gaspare Ghiretti, een leerling van het beroemde Conservatorio della Pietà dei Turchini in Napels.
Paërs eerste opera, Orphée et Euridice, ging in 1791 in première in zijn geboortestad Parma. In datzelfde jaar werd hij benoemd tot theaterkapelmeester in Venetië, waar kort daarop zijn opera Circe (1792) werd opgevoerd. Zijn naam verspreidde zich snel buiten Italië, en in 1797 vertrok hij naar Wenen, waar hij artistiek directeur werd van het Kärntnertortheater. In die periode componeerde hij onder andere Il fanatico in berlina (1797), Camilla (1799) en Achille(1801). Hij ontmoette er ook zijn toekomstige vrouw, de sopraan Francesca Riccardi.
Van 1802 tot 1806 was Paër hofkapelmeester in Dresden, waar zijn opera’s I fuorusciti (1802), Sargino (1803) en Leonora ossia L’amor conjugale (1804) in première gingen. Koning Frederik August I benoemde hem zelfs tot hofkapelmeester voor het leven. Tijdens een bezoek van Napoleon Bonaparte aan Dresden in 1807 werd Paër uitgenodigd mee te reizen naar Warschau en later Parijs, waar hij een royaal jaarsalaris kreeg.
In 1812 volgde hij Gaspare Spontini op als kapelmeester aan het prestigieuze Théâtre Italien in Parijs — een positie die hij tot 1827 bekleedde. In 1831 werd hij benoemd tot lid van de Académie française, en een jaar later tot kapelmeester van de koninklijke muziekkapel.
Als componist schreef Paër meer dan 40 opera’s, evenals oratoria, cantates, pianowerken, harmoniecomposities en liederen. Tijdens zijn leven genoot hij grote faam, maar veel van zijn werk raakte later in vergetelheid. Hij was ook leraar van Franz Liszt, die hij hielp bij diens vroege opera Don Sanche ou le Château d’Amour.
Ferdinando Paër overleed in 1839 in Parijs. Zijn precieze rustplaats is niet met zekerheid bekend, maar zijn muzikale bijdrage aan de overgang tussen classicisme en romantiek blijft opmerkelijk.
Hoewel Ferdinando Paër op 3 mei 1839 in Parijs overleed, is de exacte locatie van zijn graf tot op heden niet met zekerheid vastgesteld. Hij werd vermoedelijk begraven op een van de grote Parijse begraafplaatsen, mogelijk Père-Lachaise of het Cimetière de Montmartre, waar vele van zijn muzikale tijdgenoten eveneens hun laatste rustplaats vonden.
Op sommige foto's wordt een verweerd, met mos begroeid grafmonument getoond dat aan Paër zou toebehoren, maar een inscriptie of officiële bevestiging ontbreekt. In archieven is tot nu toe geen sluitend bewijs gevonden. Zijn graf behoort daarmee tot de vele vergeten plekken van musici die ooit Europese podia domineerden.
Wat resteert, is zijn muziek — én het besef dat zelfs grootheid soms stil verdwijnt onder een laag herfstblad.