Bruno Coquatrix (1910-1979)
Bruno Coquatrix was een veelzijdige Franse muziekpromotor, componist en impresario. Hij begon zijn carrière als zang- en muziekschrijver en schreef meer dan 300 nummers, waaronder Mon ange (1940), Dans un coin de mon pays (1940), Clopin-clopant (1947), en Cheveux dans le vent (1949), evenals enkele operettes. Hij was ook impresario en vertegenwoordiger van beroemde artiesten zoals Jacques Pills en Lucienne Boyer.
Coquatrix stond bekend om zijn invloed op de Franse muziekwereld. Hij leidde het variététheater Bobino, maar zijn grootste prestatie was de overname van de Olympia Hall in 1954, de grootste muziekzaal van Europa op dat moment. In 1956, tijdens een auditie in de Olympia, ontdekte hij, samen met Lucien Morrisse en Eddie Barclay, de onbekende cabaretzangeres Dalida. Coquatrix bracht de grootste sterren van zijn tijd naar het podium van Olympia, waaronder Georges Brassens, Jacques Brel, Gilbert Bécaud, Ewa Demarczyk, Johnny Hallyday, Violetta Villas, Édith Piaf, Annie Cordy, Charles Aznavour, Mireille Mathieu en Yves Montand.
Naast zijn werk als impresario was Bruno Coquatrix medeoprichter van de platenmaatschappij Disques Versailles, die een belangrijk platform werd voor de Franse muziek van die tijd.
In de jaren 1950 was Coquatrix ook directeur van het casino van Cabourg (Calvados) en speelde hij een actieve rol in het lokale bestuur. Van 1971 tot zijn dood in 1979 was hij burgemeester van Cabourg. Gedurende zijn mandaat richtte hij zich op de ontwikkeling van toerisme en onroerend goed, en hij bevorderde de groei van de zustersteden van Cabourg, die tijdens zijn tijd als burgemeester met 11 steden toenamen.
Bruno Coquatrix wordt herinnerd als een sleutelfiguur in de Franse muziekgeschiedenis en als een belangrijke culturele leider in de regio Cabourg.