Juliette Dantin werd geboren in 1873 in Charenton-le-Pont, een buitenwijk van Parijs, in een milieu dat kunstzinnig en ambitieus was. Al op jonge leeftijd bleek haar talent voor muziek onmiskenbaar. Toen ze nog maar acht jaar oud was, maakte ze indruk als vioolwonderkind, en haar ouders besloten haar een serieuze opleiding te geven aan het Conservatoire de Paris.
In 1888, slechts vijftien jaar oud, behaalde ze de eerste prijs voor viool aan dit prestigieuze instituut — een zeldzame prestatie voor iemand van haar leeftijd. Haar muzikale begaafdheid beperkte zich echter niet tot de viool: ze speelde ook uitstekend piano en had een opmerkelijk gevoel voor zang en voordracht. Dit leidde ertoe dat ze haar muzikale horizon verder verbreedde, en als jonge vrouw trad ze op als zangeres in licht klassieke programma’s en muzikale salons.
Maar Juliette Dantin was meer dan een virtuoos uitvoerder. Ze had een fijnzinnig compositorisch talent en een uitgesproken romantisch idioom. In een tijd waarin vrouwelijke componisten nog zelden een podium kregen, wist zij wél een klein maar overtuigend oeuvre na te laten. Haar bekendste werken zijn twee karakterstukken voor viool of cello met pianobegeleiding: Un Rêve en Berceuse. Deze korte, lyrische composities tonen haar gevoel voor melodie, intimiteit en poëtische zeggingskracht.
Naast haar optredens was ze ook actief als muziekpedagoge. Ze gaf les aan jonge meisjes uit Parijs en omgeving en stond bekend om haar geduld, muzikaliteit en warmte. Haar lessen waren geliefd bij ouders én leerlingen, en velen van hen herinnerden haar als een inspirerende, maar bescheiden vrouw.
Juliette leidde geen excentriek of roemrucht leven. Ze koos voor de luwte van de artistieke binnenkamers, waar muziek diende als een vorm van troost, expressie en schoonheid. Ze trad geregeld op in intieme Parijse kringen, waar haar werk werd gewaardeerd om de elegantie en emotionele zeggingskracht.
In 1930 overleed Juliette Dantin op 56-jarige leeftijd in Parijs. Ze werd begraven op de begraafplaats Père Lachaise. Haar graf is eenvoudig, zoals zijzelf was, maar haar naam leeft voort bij kenners van Franse kamermuziek als een van die stille stemmen uit de belle époque — een componiste die, zonder veel ophef, haar eigen muzikale waarheid schreef en leefde.