Meester van de Franse wals – van hofpianist tot wereldsucces
Émile Waldteufel werd geboren op 9 december 1837 in Straatsburg, als telg van een Joodse muzikantenfamilie uit de Elzas. Zijn oorspronkelijke familienaam was Lévy, maar al vroeg nam men de naam Waldteufel aan — letterlijk: bosduivel — een naam die inmiddels onlosmakelijk is verbonden met glinsterende balzalen en elegante walsen.
Zijn vader Louis Waldteufel leidde een gerespecteerd orkest, en zijn broer Léon was een succesvol violist. Toen Léon werd toegelaten tot het Conservatoire de Paris, verhuisde de familie naar de hoofdstad. Daar studeerde Émile van 1853 tot 1857 piano aan het conservatorium, samen met onder andere Jules Massenet.
Na zijn studie bouwde Waldteufel snel een reputatie op als pianist van de beau monde. Op 27-jarige leeftijd werd hij hofpianist van keizerin Eugénie, echtgenote van Napoleon III. Hij leidde ook het orkest op keizerlijke en later presidentiële bals in het Élysée. Toch bleef zijn naam lange tijd beperkt tot de hogere kringen van Parijs.
Zijn grote doorbraak kwam pas in 1874, toen hij op een bal speelde waar ook de Prins van Wales (de latere koning Edward VII van het Verenigd Koninkrijk) aanwezig was. Deze raakte in de ban van Waldteufels wals "Manolo", en hielp hem aan een contract bij de Londense muziekuitgever Hopwood & Crew. Via Charles Coote werd Waldteufels muziek zelfs gespeeld in Buckingham Palace — onder het oog van koningin Victoria.
De jaren 1880 en 1890 waren Waldteufels hoogtijdagen. Zijn muziek werd uitgevoerd in Londen, Berlijn en op de Opéra-bals van Parijs. Hij componeerde meer dan 250 dansstukken — walsen, polka's, mazurka’s, galoppen — waarvan vele wereldwijd beroemd werden.
Zijn bekendste werk is ongetwijfeld de wals Les Patineurs (De Schaatserswals, 1882), nog steeds geliefd in concertzalen, op kerstplaten en in film- en televisiemuziek. Andere populaire werken zijn Dolorès (1880) — die de basis vormde voor een beroemde Russische romance — en Estudiantina, later bekend geworden in arrangementen voor salonorkest.
Zijn stijl onderscheidt zich van die van zijn Weense tegenhanger Johann Strauss II: Waldteufel koos voor subtiele harmonieën, ingetogen frasering en Frans raffinement, waar Strauss vaak koos voor theatrale flair en orkestrale bravoure.
Waldteufel componeerde aan de piano, maar dacht in orkestkleuren. Zijn ensembles bestonden uit strijkers, houtblazers, vier hoorns, drie trombones, twee kornetten en ophicleide of euphonium — een bezetting die zorgde voor warmte en transparantie. Hij dirigeerde niet met een strijkstok, zoals destijds gebruikelijk, maar met een stok: een teken van zijn eigenzinnige aanpak.
Hij trouwde met Célestine Dufau, een voormalige zangeres. Samen kregen ze twee zonen en een dochter. In 1899 trok hij zich terug uit het openbare muziekleven. Hij overleed op 12 februari 1915 in Parijs, een jaar na de dood van zijn vrouw.
Waldteufels muziek verdween geleidelijk naar de achtergrond toen de moderne stromingen van Debussy, Ravel en het impressionisme het Franse muziekleven gingen domineren. Maar zijn naam leeft voort in de elegantie van zijn walsen en het tijdloze karakter van zijn dansmuziek. Hij is begraven op de begraafplaats Père Lachaise, als een van de grote vertegenwoordigers van de gouden eeuw van de ballrooms.
In 1995 verscheen een biografie van de familie Waldteufel door Andrew Lamb, die hun rol in het 19e-eeuwse muziekleven opnieuw onder de aandacht bracht.