Le Sueur werd geboren op 15 februari 1760 in het gehucht Plessiel (Drucat-Plessiel), niet ver van Abbeville in Picardië, en was een achterneef van de classicistische schilder Eustache Le Sueur. Als koorknaap zong hij eerst in Abbeville en daarna in de kathedraal van Amiens, waar hij gelijktijdig muziekstudie vervolgde. Na korte benoemingen in Sées, Dijon (1779), Le Mans (1782) en Tours (1783) werd hij in Parijs leerling van abbé Nicolas Roze en volgde diens post aan de kerk Saints-Innocents op. In 1786 won hij de concours om maître de musique aan de Notre-Dame de Paris te worden.
Le Sueur introduceerde een orkest in de processies van Maria-feestdagen, wat massa’s volk trok maar op weerstand van de kapittelheren stuitte. Toen hun bezuinigingen zijn muzikale ambities doorkruisten, publiceerde hij een fel pamflet (1787) tegen “muzikale bekrompenheid” en verliet uiteindelijk Notre-Dame.
Tijdens zijn Londense tussenstop (1788-92) maakte hij kennis met de Engelse concertpraktijk; terug in revolutionair Parijs boekte hij triomfen met La Caverne (1793), Paul et Virginie (1794) en Télémaque (1796) aan het Théâtre Feydeau. Zijn felle aanval op de nieuwe Parijse Conservatoire – hij vond het onderwijs te steriel – kostte hem in 1802 zijn inspecteursfunctie en dreef hem bijna tot armoede.
Napoleon redde hem: in 1804 benoemde de keizer Le Sueur tot maître de chapelle in de Tuilerieën. Nauwelijks benoemd, bracht hij zijn grootste operasucces Ossian ou Les bardes op het toneel (Paris Opéra, 1804). Napoleon was zó ingenomen dat hij de componist tot ridder van het Legioen van Eer verhief en Le Sueur voor zijn kroningsplechtigheid de Triomfmars liet schrijven.
Ondanks zijn Napoleontische sympathieën behield Le Sueur prestige onder Lodewijk XVIII: hij werd surintendant van de koninklijke kapel en in 1818 hoogleraar compositie aan het Conservatoire. Daar vormde hij een nieuwe generatie Franse componisten; onder zijn leerlingen telden we Hector Berlioz, Ambroise Thomas, Charles Gounod, Louis-Désiré Besozzi en talloze Prix-de-Rome-winnaars.
Le Sueur brak met de galante stijl door kleurrijke orkestratie, dramatische koorpassages en programmatische ideeën te combineren – een voorbode van de muzikale romantiek. Zijn oratoria, missen en opera’s brachten de retorische grandeur van de Revolutie en het Empire binnen de Franse kerkmuziek en het muziektheater. Berlioz noemde hem later “de man die mij de weg naar het orkest wees”.
In 1813 werd hij gekozen in de Académie des Beaux-Arts, en hij bleef tot zijn dood op 6 oktober 1837 actief als docent en hofcomponist. Hij rust op het kerkhof Père-Lachaise, divisie 11, waar zijn grafsteen nog steeds bezocht wordt door muziekliefhebbers.
Jaar |
Werk |
Genre |
Bijzonderheid |
1793 |
La Caverne |
Opéra-comique |
Morele “road-opera” avant la lettre |
1794 |
Paul et Virginie |
Opéra-comique |
Gebaseerd op de bestseller van Bernardin de Saint-Pierre |
1796 |
Télémaque dans l’île de Calypso |
Opéra-comique |
Klassieke deugden versus sensuele verleiding |
1804 |
Ossian ou Les bardes |
Grand opéra |
Heldhaftige Keltische mythologie, Napoleons lieveling |
1806 |
La Mort d’Adam |
Oratorium |
Monumentaal bijbels fresco |
1813 |
Te Deum (première 1814) |
Kerkmuziek |
Triomfmuziek voor de terugkeer van Lodewijk XVIII |
Luistertip – Er bestaan moderne opnamen van Ossian, La Mort d’Adam en het Te Deum; zoek op streamingdiensten of IMSLP voor partituren en reconstrueer zijn dramatische klankwereld.