Maria Callas (1923–1977) was een van de meest legendarische operazangeressen van de twintigste eeuw. Haar naam roept nog altijd een mengeling op van bewondering, mysterie en tragiek. Ze werd geboren als Maria Anna Cecilia Sofia Kalogeropoulos op 2 december 1923 in New York, als dochter van Griekse immigranten. Later vereenvoudigde ze haar achternaam tot Callas.
Maria groeide op tussen twee werelden: de Amerikaanse moderniteit en de Griekse traditie. Haar ouders scheidden toen ze jong was, en ze keerde met haar moeder terug naar Griekenland. Daar begon ze haar zangopleiding aan het conservatorium van Athene. Al op jonge leeftijd viel haar krachtige, expressieve stem op. Ze debuteerde op 15-jarige leeftijd in een kleine rol, maar binnen enkele jaren stond ze op de grote podia van Griekenland.
Na de Tweede Wereldoorlog brak ze internationaal door. Haar grote doorbraak kwam in 1949 met Bellini’s I Puritani in Venetië. Wat Callas uitzonderlijk maakte, was niet alleen haar vocale bereik — van dramatische sopraan tot coloratuur — maar vooral haar intense expressiviteit en dramatisch instinct. Ze gaf de personages die ze zong een ziel. Rollen als Tosca, Norma, Lucia di Lammermoor en Violetta werden door haar iconisch.
Haar stem werd vaak beschreven als ‘onvolmaakt’ — hees, grillig, onregelmatig — maar ze gebruikte die imperfecties om emotionele waarheid te brengen. Ze stond lijnrecht tegenover de steriele zangtechniek van sommige collega’s. Bij Callas kreeg je altijd vuur, kwetsbaarheid, woede, liefde — alles wat opera tot leven wekt.
Ze werd wereldwijd bekend als "La Divina" — de goddelijke. Maar haar leven buiten het podium was stormachtig. Ze verloor in korte tijd veel gewicht om een glamoureuzer imago te krijgen, wat mogelijk haar stem beïnvloedde. Ze had intense conflicten met operahuizen, dirigenten en collega’s. Toch bleven haar vertolkingen ongeëvenaard in dramatische intensiteit.
Haar liefdesleven werd breed uitgemeten. De tragische liefde voor de Griekse reder Aristoteles Onassis beheerste jarenlang haar leven. Hij zou haar uiteindelijk verlaten voor Jackie Kennedy, wat Callas diep raakte. Na die breuk trok ze zich grotendeels terug uit het openbare leven.
Maria Callas stierf op 16 september 1977 in Parijs aan een hartaanval, slechts 53 jaar oud. Ze werd gecremeerd, en haar as werd na een korte bewaarperiode uitgestrooid in de Egeïsche Zee. Haar dood markeerde het einde van een tijdperk, maar haar opnames blijven generaties lang fascineren.
Maria Callas was meer dan een stem: ze belichaamde muziek. In elke noot zat emotie, karakter, verhaal. Ze was een tragedienne die haar leven en haar kunst samensmeedde tot één groot, aangrijpend verhaal. Een mythe in leven en in dood.