Ken Sasaki werd geboren in 1943 in Sendai, Japan, in een tijd waarin zijn land zich net begon te herstellen van oorlog en verlies. Al op jonge leeftijd vond hij troost en richting in de muziek. De piano werd zijn metgezel, zijn uitlaatklep, zijn stem.
Hij studeerde aan de Universiteit van de Kunsten in Tokio, waar hij opviel door zijn gevoeligheid voor klankkleur en ritme. Maar Sasaki’s blik reikte verder dan Japan: hij wilde de wereld horen, proeven, begrijpen. Met een beurs op zak vertrok hij in 1966 naar Polen, waar hij les kreeg van meesterpianist Zbigniew Drzewiecki. De overgang van de Japanse stilte naar het grijze Warschau van de Koude Oorlog moet rauw zijn geweest — maar ook vormend. Daar leerde hij zijn lyriek te verdiepen, zijn techniek te verfijnen.
Later bracht een nieuwe beurs hem naar Parijs, waar hij masterclasses volgde bij Vlado Perlemuter, leerling van Ravel. In Frankrijk zou hij blijven — en bloeien. Hij raakte betrokken bij wereldmuziekensembles, jazzformaties en componeerde eigen werk. Hij speelde bas, arrangeerde, en ontwikkelde een unieke stijl waarin oosterse melancholie en Europese structuur elkaar ontmoetten. Soms schreef hij voor televisie of film, dan weer voor het concertpodium. Zijn muziek was weemoedig maar helder, ritmisch maar vrij, altijd eigenzinnig.
Toch bleef hij buiten het grote spotlicht. Sasaki was een reiziger, een zoeker, iemand die liever bouwde aan geluid dan aan roem. Hij componeerde in stilte, speelde in bescheiden zalen, gaf zijn muziek mee aan mensen die het wilden horen — of er toevallig op stuitten.
In 1991 stierf hij onverwacht in Parijs, op slechts 48-jarige leeftijd. Zijn graf op Père Lachaise is eenvoudig, maar wie zijn werk kent, weet: hier rust een man die werelden met elkaar verbond — Japan met Europa, traditie met vernieuwing, introspectie met expressie.
Pas jaren na zijn dood verschenen er opnames van zijn werk. Wat we daarin horen, is wat hem typeerde: muziek die ademt, tast, denkt en voelt. Een brug van noten over oceanen heen.